Bloemstillevens uit het interbellum in context
Nieuwe tentoonstelling in De Wieger Deurne van 18 mei tot en met 19 november 2023. Welkom in de wereld van het bloemstilleven, waarin de bloem verleidt met haar schoonheid en de beschouwer boodschappen geeft. De expositie is opgedragen aan Agnes Grondman (1952-2023), van 1986 tot 1990 directeur en conservator van Museum De Wieger.
Het bloemstilleven is sinds het begin van de zeventiende eeuw niet meer weg te denken uit de Nederlandse schilderkunst. De stillevens variëren van uitbundige, weelderige boeketten met bloemen uit elk seizoen, tot meer sobere, ingetogen stukken waarin één bloemsoort centraal staat. Ze kunnen een symbolische of zelfs moraliserende betekenis hebben, maar ook puur ter decoratie dienen.
Ook voor veel van de interbellum-kunstenaars uit de kerncollectie van De Wieger was het bloemstilleven een geliefd onderwerp. Het museum heeft dan ook aardig wat bloemstillevens in de collectie. In deze tentoonstelling is werk uit de collectie te zien van de expressionistische kunstenaars Leo Gestel, Jan Wiegers, Piet en Matthieu Wiegman, Dirk Filarski en Piet van Wijngaerdt en de aan De Stijl verwante kunstenaars Vilmos Huszár, Louis Saalborn en Hendrik Valk. Daarnaast impressionistisch werk van Harrie Kuyten, Jan Ponstijn en Lucie van Dam van Isselt: een bloemschilder bij uitstek.
Om de bloemstillevens uit de collectie in een bredere context te plaatsen zijn deze aangevuld met werken uit de achttiende en laat negentiende eeuw van onder meer Alida Withoos, Gerardine van de Sande Bakhuyzen en Margaretha Roosenboom. En met hedendaagse bloemstillevens van onder meer Margriet Smulders, Marc Mulders en Wouter van Donselaar.
Geschiedenis van het bloemstilleven
Door de eeuwen heen zijn bloemen veelvuldig afgebeeld. Ze komen al voor op Romeinse fresco’s en staan later als symbolisch attribuut op middeleeuwse religieuze schilderijen. Aan het begin van de zeventiende eeuw ontwikkelt het bloemstilleven zich tot een op zichzelf staand genre. Veel bloemen zijn in die tijd een zeldzaam luxeproduct. Bloemstillevens zijn daardoor kostbaar. De eigenaar van een dergelijk werk kan zo pronken met zijn rijkdom. Vooral Nederlandse en Vlaamse schilders maken het genre tot hun specialiteit en verwerven daarmee in heel Europa roem.
Aanvankelijk zijn bloemstillevens symmetrisch en frontaal geschikt, zodat iedere individuele bloem goed te zien is. Rond 1650 beginnen kunstschilders echter meer asymmetrische en weelderige boeketten te schilderen. De nadruk ligt nu op het boeket als geheel, met schaduw- en dieptewerking. Bloemstillevens blijken uitermate geschikt om een symbolische betekenis mee te geven. Met name het thema vergankelijkheid (memento mori) wordt vaak in stillevens uitgewerkt, benadrukt door afgevallen bladeren of uitgebloeide bloemen. Insecten en dieren in een werk symboliseren juist het leven en de vruchtbaarheid.
In de achttiende eeuw worden bloemstillevens uitbundiger. Rachel Ruysch (1664-1750), één van de eerste succesvolle vrouwelijke kunstschilders in Nederland, maakt dit genre tot haar specialiteit.
Tot en met de negentiende eeuw blijft het bloemstilleven voornamelijk een genre van zulke specialisten. Het aantal vrouwen onder hen is opvallend hoog: het bloemstilleven werd als een ‘gepast’ onderwerp voor hen gezien. Met de opkomst van de modernistische kunststromingen wordt het genre algemener door kunstenaars beoefend. Meester van de abstractie Piet Mondriaan verdiende zelfs lange tijd zijn brood met het maken van bloemaquarellen.
De taal van bloemen
Een rode roos als blijk van liefde en schoonheid, een witte lelie om uitdrukking te geven aan verlies en rouw, een gele tulp om waardering over te brengen: zeg het met bloemen! In de kunst werd en wordt veelvuldig gebruik gemaakt van de taal van bloemen, ook wel aangeduid als floriografie. De taal van bloemen is nauwelijks nog bekend, maar vroeger kenden veel mensen de betekenissen die aan bloemen toegekend werden. Zo konden zij de symbolische betekenis van bloemstillevens duiden of herkennen waarom een geportretteerde een bepaalde bloem bij zich droeg.
Ook de modernisten uit de collectie van De Wieger schilderen bloemen met een symbolische betekenis. De witgele narcissen in het werk van Dirk Filarski staan symbool voor ijdelheid (verwijzend naar Narcissus, een personage uit de Griekse mythologie) en zijn een teken van nieuw leven: de narcis geeft uitdrukking aan het ‘lentegevoel’. De aronskelken in het werk van zowel Jan Sluijters als Piet van Wijngaerdt staan al vanaf de middeleeuwen symbool voor de maagd Maria. De bloem met haar maagdelijk witte kleur is ‘naar de hemel’ gericht.
De immortellen op het werk van Lucie van Dam van Isselt zijn kleine droge bloempjes die nooit verwelken. Ondanks het feit dat ze droog zijn en makkelijk als symbool voor sterfelijkheid gezien kunnen worden, staan ze van oudsher juist symbool voor onsterfelijkheid. Ze werden vroeger veel op graven van geliefden neergelegd of bij hun portretten geplaatst. Wat een mooie gedachte dat bloemen ons op die manier een verhaal kunnen vertellen.
Het moderne bloemstilleven
Tot ver in de negentiende eeuw is het bloemstilleven een specialistisch onderwerp. Tegen het einde van de eeuw vindt een omslag plaats. Dan beginnen ook niet-specialisten met het schilderen van bloemen. Kunstenaars uit het impressionisme en realisme willen alledaagse scenes en voorwerpen weergeven. Naast landschappen, tuinen en portretten vormen (bloem)stillevens hiervoor een geliefd onderwerp. Geen wonder: bloemstillevens zien er levendig en vol kleur uit. Kijk maar naar het huiselijke tafereel van Raoul Martinez. Je zou zo een mimosatak kunnen plukken! Het onderwerp is ook nog eens makkelijk binnen handbereik; de bloem is in de twintigste eeuw minder exclusief geworden.
Dat moeten ook de modernisten gedacht hebben. Sommigen van hen gebruiken het bloemstilleven om te experimenteren met abstrahering. Dat is goed te zien in onder meer Albert Fiks’ Stilleven van roos en anemoon en Zonnebloemen van Lou Loeber. Alle details die een bloem herkenbaar maken zijn uit het abstracte werk van Loeber verdwenen. Alleen het bruin en geel en de ronde vorm verwijzen nog naar de oorspronkelijke bloem. De gele bloemen op het schilderij van Vilmos Huszár zijn als soort ook bijna niet meer te herkennen. Deze werken nodigen ons uit om te genieten van kleur en vorm en bieden ruimte aan eigen invulling.
In de hedendaagse kunst blijft het bloemstilleven een rol spelen. In een keur aan technieken, van fotografie en installaties tot verf en mixed media, vormt de bloem een fascinerend onderwerp. In het mysterieuze werk van Margriet Smulders staat de bloem voor vrouwelijke erotiek, maar kan evengoed verwijzen naar een heilig altaar. Ook hier kan de beschouwer een eigen invulling geven. De veelzijdige Marc Mulders kiest in zijn foto’s eerder voor een natuurlijke verbeelding, met imperfecties en al, vaak gebruik makend van een katholieke symboliek. Ingrid Smuling verwijst met haar hyperrealistische werk naar de bloemstillevens van weleer. Wouter van Donselaar doet dat in Spring, maar dan met behulp van moderne (digitale) technieken.